quatschen
Duits
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
quatschen |
quatschte |
(hat) gequatscht |
volledig |
Uitspraak
- Geluid: quatschen (hulp, bestand)
Woordafbreking
- quatsch·en
Woordherkomst en -opbouw
- Onzeker; mogelijk een onomatopee, of verwant met Oudhoogduits quat "viezigheid".
Werkwoord
quatschen
Verwante begrippen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.