quatschen

Duits

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
quatschen
quatschte
(hat) gequatscht
volledig
Uitspraak
  • Geluid:  quatschen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • quatsch·en
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

quatschen

  1. (informeel) informeel praten, keuvelen, kletsen, kwebbelen, leuteren; onzin vertellen
Verwante begrippen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.