rafel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  rafel    (hulp, bestand)
  • IPA: /'ra.fəl/
Woordafbreking
  • ra·fel
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘draad’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1653 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord rafel rafels
verkleinwoord rafeltje rafeltjes

Zelfstandig naamwoord

derafelv/m

  1. een losgeraakte draad van een weefsel
    • Die broek is zó versleten dat de rafels eraan hangen. 
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
rafelen

rafel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rafelen
    • Ik rafel. 
  2. gebiedende wijs van rafelen
    • Rafel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rafelen
    • Rafel je? 

Gangbaarheid

  • Het woord rafel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
91 %van de Nederlanders;
79 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.