rajo

Esperanto

  enkelvoud meervoud
nominatief   rajo     rajoj  
accusatief   rajon     rajojn  

Zelfstandig naamwoord

rajo

  1. (kraakbeenvissen) rog

Spaans

Werkwoord

vervoeging van
rajar

rajo

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van rajar
vervoeging van
rajarse

rajo

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van rajarse
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.