rog

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  rog    (hulp, bestand)
  • IPA: /rɔx/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • rog
Woordherkomst en -opbouw
  • van Middelnederlands rochge, in de betekenis van ‘kraakbeenvis’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord rog roggen
verkleinwoord roggetje
rogje
roggetjes
rogjes

Zelfstandig naamwoord

derogm

  1. (kraakbeenvissen) benaming voor brede, platte vissen met een smalle staart uit de superorde Rajomorphii 
    • Kinderen verbazen zich vaak over de platte vorm van een rog. 
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord rog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.