rassenleer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  rassenleer    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈrɑsə(n)ˌler/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ras·sen·leer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rassenleer -
verkleinwoord rassenleertje rassenleertjes

Zelfstandig naamwoord

derassenleerv/m

  1. als wetenschap gepresenteerde opvatting waarin mensen op grond van genetisch bepaalde kenmerken als huidskleur, schedelvorm en beharing worden ingedeeld in hoofdgroepen, "rassen", die als categorie superieur of inferieur zouden zijn
     Klemm droeg reeds opvattingen voor over de begaafdheid der verschillende menschenrassen en hunne beteekenis voor de ontwikkeling der menschheid, die eerst in onzen tijd, toen ook Gobineau's rassenleer weer ontdekt was, in eere zijn gekomen. Verschillende vakken van studie hadden nu langzamerhand eene zekere ontwikkeling bereikt, die ten bate moest komen aan de studie der lagere volken.[1]
Synoniemen
Verwante begrippen

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord rassenleer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Mr. S.R. Steinmetz
    “De studie der volkenkunde” (1907), Martinus Nijhoff, ’s-Gravenhage, p. 20.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.