retorica

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  retorica    (hulp, bestand)
  • IPA: /reˈtorika/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • re·to·ri·ca
Woordherkomst en -opbouw
  • van Latijn rhetorica, in de betekenis van ‘redekunst’ aangetroffen vanaf 1508 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord retorica retorica's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deretoricav

  1. leer van de welsprekendheid
Schrijfwijzen
  • rhetorica (officiële spelling tot 1955)

Gangbaarheid

  • Het woord retorica staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
86 %van de Nederlanders;
91 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.