riempjes

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  riempjes    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈrimpjəs/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • riem·pjes
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

deriempjesmv

  1. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord riem
     De kinderen klikken hun riempjes vast.[2]
enkelvoud meervoud
naamwoord riempjes -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deriempjesmv meervoudsvorm als officiële benaming

  1. (bloemplanten) bepaald soort sterrenmuurachtige plant, Corrigiola litoralis 
     Riempjes staat op open, zonnige, op 's zomers droge tot vochtige, matig stikstofrijke en kalkarme, matig voedselrijke tot matig voedselarme, zwak zure bodems bestaande uit grof zand, lemige grond of uit fijn grind en staat verder op stenige plaatsen.[3]
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord riempjes staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron
    Mirjam Remie
    “Nét iets te breed en te langzaam - de Stint is de vrachtwagen van het fietspad” (29 september 2018) op nrc.nl
  3. Weblink bron
    René van Moorsel
    “Corrigiola litoralis L. : Riempjes” (2015) op verspreidingsatlas.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.