rijhal

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  rijhal    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈrɛihɑl/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • rij·hal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rijhal rijhallen
verkleinwoord rijhalletje rijhalletjes

Zelfstandig naamwoord

derijhalv/m

  1. (paardrijden) grote binnenruimte waar men op een paard kan rijden
     De Raad is het juist eens met de weigering van de gemeente om een vergunning voor een rijhal van bijna 900 vierkante meter aan de Oude Enschedeseweg te verlenen, luidt de uitspraak.[1]
     Paarden- en manegehouder Peter Alblas had afgelopen juni zijn binnenmanege aan de Baanhoek in Sliedrecht al moeten sluiten. Dat blijkt uit een uitspraak van de Raad van State van gisteren. Deze stelde dat de tijdelijke bouwvergunning voor de rijhal van Alblas op 21 juni 2010, vijf jaar na begin van de bouw, afliep.[2]
Synoniemen
  • paardenhal, binnenmanege
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord 'rijhal' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
66 %van de Nederlanders;
63 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Jan van Ommen
    “Plan grote paardenhal in Haaksbergen afgeschoten” (18-09-2019), Tubantia
  2. Weblink bron “Manege in Sliedrecht moest eerder dicht” (21-10-2010), Reformatorisch Dagblad
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.