rijt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- rijt
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
rijten |
rijt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
rijen |
rijt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rijen
- Jij rijt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rijen
- Hij rijt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van rijen
- Rijt!
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rijt | rijten |
verkleinwoord | rijtje | rijtjes |
Zelfstandig naamwoord
rijt v / o
- (waterbeheer) watergeul in (voormalig) buitendijks gebied in Friesland en Groningen
Afgeleide begrippen
- binnenrijt
- buitenrijt
Gangbaarheid
- Het woord rijt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
Middelnederlands
Woordherkomst en -opbouw
- [2], [3]: van Oudnederlands: rīth "beek, waterloop, stroom" afgeleid van het werkwoord rithan "stromen" dat weer terug kan gaan op Germaans: *rīþ "waterloop" en Proto-Indo-Europees: *ri- "stromen" [1] [2]
Zelfstandig naamwoord
rijt o
rijt v
- waterloop, sloot, afwateringskanaal[4];
- rijt, watergeul in (voormalig) buitendijks gebied[5]
- schrijfwijze voor ridinge, rijding, het vaststelling van de prijs van levensmiddelen door de overheid[6]
Schrijfwijzen
Verwijzingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.