ringer
Noors
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: / ˈɾiŋəɾ /
Woordafbreking
- rin·ger
Naar frequentie | 390 |
---|
Werkwoord
ringer
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van ringe
Zelfstandig naamwoord
ringer
- nominatief onbepaald mannelijk meervoud van ring
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | ringer | ringeren | ringere | ringerne |
genitief | ringers | ringerens | ringeres | ringernes |
Zelfstandig naamwoord
ringer, m
- (sport) een turner die aan ringen turnt
- (beroep), (verouderd) klokkenluider
Nynorsk
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: / ˈɾiŋəɾ /
Woordafbreking
- rin·ger
Werkwoord
ringer
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van ringa
Schrijfwijzen
- ringjer
Werkwoord
ringer
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van ringe
Schrijfwijzen
- ringjer
Zelfstandig naamwoord
ringer
- nominatief onbepaald vrouwelijk meervoud van ringe
Schrijfwijzen
- ringjer
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.