rivaal

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  rivaal    (hulp, bestand)
  • IPA: /riˈval/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ri·vaal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rivaal rivalen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

derivaalm

  1. (persoon) iemand met wie men wedijvert voor het bereiken van een bepaald doel
    • Van oudsher zijn de voetbalclubs elkaars grote rivalen. 
    • Gevaarlijke rivalen voor Waylon. Niet dat deze windkracht 8-ballade nou zo verheffend is, maar Roemenië overleefde alle halve finales waaraan het ooit deelnam. Tactisch verdeelde stemkracht waarschijnlijk, die zelfs een act vol gemaskerde etalagepoppen naar de eindstrijd helpt. [4] 
    • Nu Erdogans belangrijkste rivaal achter de tralies is gezet, helt het land echter gevaarlijk over naar autocratie.[5] 
Synoniemen
Antoniemen
Hyponiemen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord rivaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.