roekeloos

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  roekeloos    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • roe·ke·loos
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘onberaden’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1236 [1]
  • Naamwoord van handeling van het verouderde werkwoord roeken met het invoegsel -e- met het achtervoegsel -loos [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen roekeloosroekelozerroekeloost
verbogen roekelozeroekelozereroekelooste
partitief roekeloosroekelozers-

Bijvoeglijk naamwoord

roekeloos

  1. overmoedig, zonder zorg over de gevolgen of het gevaar van een handeling
    • Geschepte fietsster gewond op voorruit roekeloze automobilist: Een 19-jarige fietster is vrijdag geschept door een auto in de Langestraat in Hengelo, waarna ze op de motorkap van de auto belandde en met haar hoofd tegen de voorruit knalde. Ze is gewond naar het ziekenhuis gebracht. De bestuurder is zijn rijbewijs kwijt omdat hij gevaarlijk reed. [3] 
    • Wees toch niet zo roekeloos! 
     Na de ochtendvergadering van acht uur trokken Eric, Ariadne en de laatst aangesloten partner Jens Ehrenberg zich een halve dag terug om het offensief te gaan plannen tegen éer, roem en de zege van de rechtvaardigheid', zoals ze het, misschien wat roekeloos, al waren begonnen te noemen.[4]
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord roekeloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.