roesten

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  roesten    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈrustə(n)/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • roes·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
roesten
roestte
geroest
zwak -t volledig

Werkwoord

roesten

  1. het langzaam oxideren van ijzerhoudende materialen
    • Auto's roesten snel als zij aan wegenzout worden blootgesteld. 
  2. door roest vast gaan zitten
    • "Het zal me aan mijn reet roesten!" zei de eigenaar van het pand. 
  3. (kippen) op stok zitten
    • De kippen waren rustig aan het roesten. 
  4. (biologie) het in groepen doorbrengen van de nacht van vliegend wild
    • Die kauwen roesten altijd in de bomen achter het huis. 
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

deroestenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord roest

Gangbaarheid

  • Het woord roesten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.