rokken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  rokken    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈrɔkə(n)/
Woordafbreking
  • rok·ken
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

derokkenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord rok
enkelvoud meervoud
naamwoord rokken rokkens
verkleinwoord rokkentje rokkentjes

Zelfstandig naamwoord

hetrokkeno [3]

  1. houten staafje om vezels omheen te winden, gebruikt bij het spinnen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
rokken
rokte
gerokt
zwak -t volledig

Werkwoord

rokken [4] [5]

  1. overgankelijk op een spinrokken winden
Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord rokken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen

Noors

Woordafbreking
  • rok·ken
Naar frequentie > 50000

Zelfstandig naamwoord

rokken, m

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van rokk

Zelfstandig naamwoord

rokken, m

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van rokke
Schrijfwijzen

Nynorsk

Woordafbreking
  • rok·ken

Zelfstandig naamwoord

rokken, m

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van rokk
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.