rozelaar

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  rozelaar    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ro·ze·laar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rozelaar rozelaren
rozelaars
verkleinwoord rozelaartje rozelaartjes

Zelfstandig naamwoord

derozelaarm

  1. rozenstruik
    • Onder zijn appelrodewingerdrankomaderde
      raam verspringt een geelvink
      in de rozelaar, staart hem scheef
      aan en schiet weg in de boomgaard. [2]
       
    • Een buitenhuisje in de Provence. Dat is het laatste wat je verwacht, als je uit de lift stapt van dit appartementencomplex in de Upper East Side. Fotograaf Harry Benson woont hier, samen met zijn twee honden, drie katten, zes parkieten en zijn vrouw Gigi. De openslaande deuren leiden naar een balkon dat een tuin lijkt. Boven een rustiek bankje hangt een uitgebloeide rozelaar. Het is niet voor te stellen dat ik op de achttiende verdieping ben van een wolkenkrabber in een wereldstad. [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord rozelaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
43 %van de Nederlanders;
83 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.