egelantier
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: egelantier (hulp, bestand)
- IPA: / ˌeɣəlɑnˈtir / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- ege·lan·tier
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘wilde roos’ voor het eerst aangetroffen in 1225.[1]
- Middelnederlands egelentier, ontleend aan Oudfrans eglentier.[2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | egelantier | egelantieren egelantiers |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de egelantier m[3]
- (plantkunde) Rosa rubiginosa roosachtige heester met stevige, hakig tot sikkelvormig gebogen stekels, beklierde, naar appels of wijn geurende blaadjes, witte tot felroze bloemen en scharlakenrode rozenbottels
Schrijfwijzen
- eglantier (minder gangbare uitspraakvariant)
Vertalingen
1. wilde roos met gestekelde takken, geurige blaadjes, felroze bloemen en scharlaken bottels
Gangbaarheid
- Het woord egelantier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "egelantier" herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
64 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- [1] egelantier op Wikidata
- [1] egelantier op "Wilde planten in Nederland en België" ♣
Verwijzingen
- ↑ "egelantier" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ egelantier op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.