rubriek

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  rubriek    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ru·briek
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘opschrift’ voor het eerst aangetroffen in 1599 [1]
  • van het Latijn rubrica = rode aarde of rode kleurstof
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘afdeling’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1884 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord rubriek rubrieken
verkleinwoord rubriekje rubriekjes

Zelfstandig naamwoord

derubriekv/m

  1. (letterkunde) deel van een boek, krant of tijdschrift
    • Rubriceren is iets of iemand in een rubriek, categorie of klasse onderbrengen of verdelen, groeperen, classificeren. 
  2. (letterkunde) titel (opschrift) boven een afdeling in een boek of iets dergelijks, epigraaf
  3. (figuurlijk) bepaalde ondervorm of subindeling, categorie
     Je kunt te snel ademen, te hoog ademen, onregelmatig ademen, stoppen met ademen, of adempauzes hebben die te lang zijn. Dat alles valt in de rubriek verkeerd ademen en dat kan klachten geven.[2]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • rubrieksadvertentie, rubriekschrijver, rubrieksnaam
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord rubriek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

rubriek

  1. rubriek; deel van een boek, krant of tijdschrift

Veluws

Zelfstandig naamwoord

rubriek

  1. rubriek; deel van een boek, krant of tijdschrift
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.