rugkorf
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: rugkorf (hulp, bestand)
Woordafbreking
- rug·korf
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van rug zn en korf zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rugkorf | rugkorven |
verkleinwoord | rugkorfje | rugkorfjes |
Zelfstandig naamwoord
de rugkorf m
- mand die men op de rug draagt
Gangbaarheid
- Het woord 'rugkorf' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rugkorf" herkend door:
46 % | van de Nederlanders; |
54 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.