søger

Deens

Woordafbreking
  • sø·ger
Naar frequentie 1282

Werkwoord

søger

  1. tegenwoordige tijd van søge
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   søger     søgeren     søgere     søgerne  
genitief   søgers     søgerens     søgeres     søgernes  

Zelfstandig naamwoord

søger, g

  1. zoeker (persoon)
  2. (gereedschap), (techniek) zoeker (instrument)
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen
  • [1]: asylsøger
  • [1]: lånsøger
  • [1]: personsøger
  • [2]: minesøger

Verwijzingen

    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.