saai

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  saai    (hulp, bestand)
  • IPA: /saj/ (1 lettergreep)
    • (Noord-Nederland): /saɪ̯/
    • (Vlaanderen, Brabant): /saɪ̯/
    • (Limburg): /saːɪ̯/
Woordafbreking
  • saai
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘vervelend’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1844 [1]
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘weefsel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1277 [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen saaisaaiersaaist
verbogen saaiesaaieresaaiste
partitief saaissaaiers-

Bijvoeglijk naamwoord

saai

  1. vervelend
  2. oninteressant, eentonig
    • Het landschap waar hij doorheen reed was erg saai en bestond vooral uit eindeloze velden met maisplanten. 
     Ik schaamde me er bijna voor, maar ik verlangde naar de rust en voorspelbaarheid van Noord-Californië, het deel van de trail dat vaak als saai wordt beschreven.[2]
Antoniemen
Hyponiemen
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord saai
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetsaaio

  1. (textielindustrie) een soort wollen stof

Gangbaarheid

  • Het woord saai staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.