samenhangend

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  samenhangend    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌsamə(n)ˈhɑŋənt/ (4 lettergrepen) (vooral als onvoltooid deelwoord ook: /ˌsamənˈhɑŋənt/)
    • (Noord-Nederland): /ˌsamə(n)ˈhɑŋənt/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˌsamə(n)ˈhɑŋənt/
    • (Limburg): /ˌsamə(n)ˈhɑŋənd/
Woordafbreking
  • sa·men·han·gend
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van: samenhangen
verbogen vorm: samenhangende

samenhangend

  1. onvoltooid deelwoord van samenhangen
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen samenhangendsamenhangendersamenhangendst
verbogen samenhangendesamenhangenderesamenhangendste
partitief samenhangendssamenhangenders-

Bijvoeglijk naamwoord

samenhangend

  1. verband houdend (met iets dat genoemd wordt)
  2. een hecht geheel vormend
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord samenhangend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.