samentrekking
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: samentrekking (hulp, bestand)
Woordafbreking
- sa·men·trek·king
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van samentrekken met het achtervoegsel -ing
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | samentrekking | samentrekkingen |
| verkleinwoord | samentrekkinkje | samentrekkinkjes |
Zelfstandig naamwoord
de samentrekking v
- het samentrekken van iets
- (biologie) het samentrekken van spieren
- ▸ De eene zorgt dan voor de snelle samentrekking, de andere voor die samentrekking der spieren, die men met den naam van tonisch heeft bestempeld.[1]
- (grammatica) het verschijnsel dat een gemeenschappelijk element van nevengeschikte woorden, woordgroepen of zinsdelen slechts de eerste keer expliciet wordt uitgedrukt
- De samentrekking in deze zin maakt de bepaling onduidelijk.[2]
Verwante begrippen
- [2] contractie
- [2] stuiptrekking
Hyponiemen
- spiersamentrekking
Afgeleide begrippen
- samentrekkingsteken
Gangbaarheid
- Het woord samentrekking staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst“Nederlands tijdschrift voor geneeskunde”, Volume 59, Issue 2, Part 2 (1915), p. 1720
- ↑ UHT besluit en regeling Investeringsplan en kwaliteitsborging elektriciteit en gas, Autoriteit Consument & Markt, Zaaknr. ACM/18/032812
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.