santé

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  santé    (hulp, bestand)
  • IPA: /sɑnˈte/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • san·té
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tussenwerpsel: gezondheid!’ voor het eerst aangetroffen in 1872 [1]
  • van Frans santé [2][3]

Tussenwerpsel

santé!

  1. op je gezondheid! (heilwens uitgesproken bij het samen nuttigen van sterke drank)
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord santé staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
90 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Frans

Uitspraak
  • Geluid:  santé    (hulp, bestand)
  • IPA: /sɑ̃.te/
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  santé     la santé     santés     les santés  

Zelfstandig naamwoord

santé v

  1. gezondheid (geen meervoud)
  2. toost
  3. (geschiedenis) plaats bij zeehaven waar passagiers uit besmette gebieden in quarantaine worden gehouden
Overerving en ontlening
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.