schapenbout

Niet te verwarren met: Schapenbout

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  schapenbout    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈsxapə(n)ˌbɑut/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • scha·pen·bout
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schapenbout schapenbouten
verkleinwoord schapenboutje schapenboutjes

Zelfstandig naamwoord

deschapenboutm

  1. (voeding) bovenste deel van voor- of achterpoot van een schaap (Ovis aries ) met het vlees dat daaraan vastzit
     Een kinderopera over een Turkse en een Nederlandse slagersfamilie die elkaar het leven zuur maken. Als er een wedstrijd uitgeschreven wordt voor de beste bereiding van een schapenbout willen ze allebei winnen.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord schapenbout staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.