schapenhok
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: schapenhok (hulp, bestand)
Woordafbreking
- scha·pen·hok
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van schaap zn en hok zn met het invoegsel -en-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schapenhok | schapenhokken |
verkleinwoord | schapenhokje | schapenhokjes |
Zelfstandig naamwoord
het schapenhok o [1]
- stal waarin schapen gedurende de nacht verblijven en waar men de mest van de schapen verzamelt
- ▸ Ze traden zoo geregeld door het 'schapenhok' de groote kerk binnen.[2]
- ▸ Naast het schapenhok is een vrouw druk bezig met het weven van wol. Ze gebruikt echter niet de wol van de schapen van Jansen om te weven. „Die wol is daar niet voor geschikt”, legt Sanders desgevraagd uit. „Die is te dik en heeft te veel klitten.”[3]
- ruimte op bepaalde schepen
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'schapenhok' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Jaap” (1923), Saga, ISBN 9788728433294
- ↑ Weblink bron Roel Lutkenhaus“‘Kijk, dat schaap kan een handstand!’” (05-05-2008,), Tubantia
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.