schennis

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  schennis    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • schen·nis
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘het schenden’ voor het eerst aangetroffen in 1301 [1]
  • Naamwoord van handeling van schennen met het achtervoegsel -nis [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord schennis schennissen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deschennisv

  1. inbreuk maken op, schending
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • heiligschennis
  • kerkschennis
  • knapenschennis
  • lijkschennis
  • maagdenschennis
  • stedenschennis
  • tempelschennis
  • vrouwenschennis
  • wetsschennis
  • woonstschennis
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord schennis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
82 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.