scherf

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  scherf    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈsxɛrəf/ (1 of 2 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /sχɛrf/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /sxɛrf/
Woordafbreking
  • scherf
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘stuk van gebroken voorwerp’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord scherf scherven
verkleinwoord scherfje scherfjes

Zelfstandig naamwoord

descherfv/m

  1. een onregelmatig gevormd stuk materie dat deel heeft uitgemaakt van een groter geheel
    • Men zegt vaak, nadat er een stuk servies aan scherven gevallen is, dat scherven geluk brengen. 
  2. een fragment van een granaat
Synoniemen
  1. diggel
  2. granaatscherf, splinter
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • scherfbom, scherfgranaat, scherfvrij, scherfwerend
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
scherven

scherf

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scherven
    • Ik scherf. 
  2. gebiedende wijs van scherven
    • Scherf! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scherven
    • Scherf je? 

Gangbaarheid

  • Het woord scherf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.