schoonmaak

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  schoonmaak    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈsxomak/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • schoon·maak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schoonmaak schoonmaken
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deschoonmaakm

  1. activiteit waarbij iets grondig wordt gereinigd
  2. (pregnant) reiniging van een vertrek of gebouw
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
schoonmaken

schoonmaak

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schoonmaken
    • ... dat ik schoonmaak. 

Gangbaarheid

  • Het woord schoonmaak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

schoonmaak

  1. schoonmaak

Veluws

Zelfstandig naamwoord

schoonmaak

  1. schoonmaak
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.