schouwburgbezoek
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: schouwburgbezoek (hulp, bestand)
Woordafbreking
- schouw·burg·be·zoek
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van schouwburg zn en bezoek zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schouwburgbezoek | schouwburgbezoeken |
verkleinwoord | schouwburgbezoekje | schouwburgbezoekjes |
Zelfstandig naamwoord
het schouwburgbezoek o [1]
- de keer dat men naar een theater gaat
- het verschijnsel dat mensen een theater bezoeken
- ▸ Ook als ik na vier jaar nog niet bij de Ring in onze stad ben geweest, dan heb ik in ieder geval de keuze gehad om te gaan. En die vrijheid, dat vooruitzicht, is me eerlijk gezegd net zo veel waard als het schouwburgbezoek zelf.[2]
Afgeleide begrippen
- schouwburgbezoeker
Gangbaarheid
- Het woord schouwburgbezoek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Blog: Man met de hamer” (17-03-2011), Tubantia
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.