schreeuw

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  schreeuw    (hulp, bestand)
  • IPA: /sxrew/ (1 lettergreep)
    • (Noord-Nederland): /sχrɪːu̯/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /sxreu̯/
Woordafbreking
  • schreeuw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schreeuw schreeuwen
verkleinwoord schreeuwtje schreeuwtjes

Zelfstandig naamwoord

deschreeuwm

  1. een luide (uit)roep, vaak geassocieerd met angst, pijn, schrik of woede
    • Hij gaf een schreeuw van pijn toen hij door de vallende steen geraakt werd. 
Synoniemen
Hyponiemen
  • angstgeschreeuw, angstschreeuw, oerschreeuw, waarschuwingsschreeuw
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
schreeuwen

schreeuw

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schreeuwen
    • Ik schreeuw. 
  2. gebiedende wijs van schreeuwen
    • Schreeuw! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schreeuwen
    • Schreeuw je? 

Gangbaarheid

  • Het woord schreeuw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.