schuif
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: schuif (hulp, bestand)
Woordafbreking
- schuif
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schuif | schuiven |
verkleinwoord | schuifje | schuifjes |
Zelfstandig naamwoord
de schuif v / m
- manier om een deur te vergrendelen met een plat voorwerp
- Om de deur te openen moet je eerst de schuif eraf halen.
- uitschuifbare bak in een meubelstuk, lade
- De kleren lagen in de bovenste schuif.
Hyponiemen
- bosschuif, kasschuif, paskwilschuif, plaatschuif, vondelingenschuif
Afgeleide begrippen
|
Verwante begrippen
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
schuiven |
schuif
Gangbaarheid
- Het woord schuif staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schuif" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ schuif op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.