simkaart

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  simkaart    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • sim·kaart
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstelling van sim (Subscriber Identity Module) en kaart [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord simkaart simkaarten
verkleinwoord simkaartje simkaartjes

Zelfstandig naamwoord

desimkaartv/m

  1. (telecommunicatie) een smartcard (kaartje met een chip) waarop de gegevens staan van een aansluiting van een mobiele telefoon
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord simkaart staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.