slaapjak

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  slaapjak    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • slaap·jak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord slaapjak slaapjakken
verkleinwoord slaapjakje slaapjakjes

Zelfstandig naamwoord

hetslaapjako

  1. hemd dat men aantrekt bij het slapen gaan
     wat moet een man als hij zich ongelukkig voelen naast een vrouw zonder ontwikkeling en beschaving; in Anna-van-de-jachtopziener ziet la baronne d'Aelders geen rivale! Etta Palm is opgestaan en in haar slaapjak en rok loopt zij door de vier kamers van haar appartement.[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord 'slaapjak' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Johanna van Ammers-Küller
    “Tavelinck-trilogie” (1970), Strengholt, ISBN 9060101723
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.