slaapuur

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  slaapuur    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • slaap·uur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord slaapuur slaapuren
verkleinwoord slaapuurtje slaapuurtjes

Zelfstandig naamwoord

hetslaapuuro

  1. het tijdstip dat men gaat slapen, of een uur slaaptijd
    • De drukke manager maakte onvoldoende slaapuren per dag. 

Gangbaarheid

  • Het woord slaapuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.