tijdstip

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  tijdstip    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈtɛitstɪp/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • tijd·stip
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tijdstip tijdstippen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hettijdstipo

  1. een punt in de tijd
    • Op dat tijdstip lag ik nog lekker te slapen. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord tijdstip staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.