sleet
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: sleet (hulp, bestand)
Woordafbreking
- sleet
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sleet | - |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de sleet v / m
- slijtage
- Er zit toch wat sleet op de stembanden van die oude zanger.
- Na vijfentwintig jaar huwelijk zit de sleet er nog steeds niet in.
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
slijten |
sleet
- enkelvoud verleden tijd van slijten
- Ik sleet.
- Jij sleet.
- Hij, zij, het sleet.
- Ik sleet.
vervoeging van |
---|
sleeën |
sleet
Gangbaarheid
- Het woord sleet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sleet" herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ sleet op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.