slikker

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  slikker    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • slik·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord slikker slikkers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deslikkerm

  1. iemand die slikt (capsules/ bolletjes drugs e.d. inneemt om ze zo langs de douane te smokkelen)
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • Slikkerveer

Gangbaarheid

  • Het woord slikker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
89 %van de Nederlanders;
82 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Deens

Woordafbreking
  • slik·ker

Werkwoord

slikker

  1. tegenwoordige tijd van slikke
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.