slikken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  slikken    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈslɪkə(n)/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • slik·ken
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘door het keelgat doen gaan’ voor het eerst aangetroffen in 1351 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
slikken
/'slɪkən/
slikte
/'slɪktə/
geslikt
/ɣə'slɪkt/
zwak -t volledig

Werkwoord

slikken

  1. overgankelijk de mondinhoud de slokdarm doen afdalen
    • Hij slikte veel vitaminetabletten. 
     Uren gingen voorbij en al had ik geen mushrooms geslikt, toch voelde ik me high en als in een trance betoverd door alles wat ik om me heen zag.[3]
  2. overgankelijk overdrachtelijk: iets lijdzaam aanvaarden
    • Hij heeft deze vernedering zonder meer geslikt. 
Synoniemen
Antoniemen
  • [2] opstaan, zich verdedigen, zich verweren, zich verzetten
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

deslikkenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord slik
  2. meervoud van het zelfstandig naamwoord slikke

Gangbaarheid

  • Het woord slikken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.