sluiter

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  sluiter    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈslœytər/ (2 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈslœʏ̯.tər/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˈslœː.tər/
    • (Limburg): /ˈslœː.tər/
Woordafbreking
  • slui·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van sluiten met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord sluiter sluiters
verkleinwoord sluitertje sluitertjes

Zelfstandig naamwoord

desluiterm

  1. een element van een fotocamera dat voorkomt dat er licht op de film (en soms ook bij CCD) valt buiten de belichtingstijd van een foto
    • Doordat de sluiter bleef hangen is de foto mislukt. 
  2. iemand die sluit
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord sluiter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.