sluiting

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  sluiting    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • slui·ting
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van sluiten met het achtervoegsel -ing
enkelvoud meervoud
naamwoord sluiting sluitingen
verkleinwoord sluitinkje sluitinkjes

Zelfstandig naamwoord

desluitingv

  1. het sluiten
    • De gemeenteraad discussieerde over de sluiting van het zwembad. 
     Aan de sluiting van verzorgingshuizen worden twaalf regels besteed, maar daarin wordt het verdwijnen van deze voorziening uitsluitend beschreven als een (kwantitatief) verlies van woonplekken. Terwijl de formule van deze woon-zorgvoorziening juist uniek was: geen scheiding van wonen en zorg, maar juist integratie daarvan.[1]
  2. middel om meerdere objecten, losse delen of uiteindes samen te sluiten
    • Het kettinkje werd met een kleine sluiting vastgemaakt. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord sluiting staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Noud Engelen
    “Kwetsbare ouderen hebben beschermde woonomgeving nodig” (14 februari 2020), Trouw
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.