smarten

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  smarten    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • smar·ten
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
smarten
smartte
gesmart
zwak -t volledig

Werkwoord

smarten

  1. overgankelijk (scheepvaart) met (geteerd) zeildoek bekleden.[1]
    • De stagen worden gekleed, getrenst en gesmart. 
  2. overgankelijk leed of pijn berokkenen
    • Het smart mij. 

Zelfstandig naamwoord

desmartenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord smart

Gangbaarheid

  • Het woord smarten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
82 %van de Nederlanders;
78 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Zeemans-woordeboek
    Jacob van Lennep
    Uigegeven te Amsterdam, Gebroeders Binger 1856.
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.