smoken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  smoken    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • smo·ken
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

smoken [2]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
smoken
smookte
gesmookt
zwak -t volledig
  1. tabak roken
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • smoker

Gangbaarheid

  • Het woord smoken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
60 %van de Nederlanders;
48 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.