smoor
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: smoor (hulp, bestand)
Woordafbreking
- smoor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | smoor | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de smoor v / m
stellend | |
---|---|
onverbogen | smoor |
verbogen |
Bijvoeglijk naamwoord
smoor
Afgeleide begrippen
- smoordronken, smoorheet, smoorlijk, smoorpot, smoorverliefd
Werkwoord
vervoeging van |
---|
smoren |
smoor
Gangbaarheid
- Het woord smoor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "smoor" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[5] |
Verwijzingen
Afrikaans
stamtijd | |
---|---|
infinitief | voltooid deelwoord |
smoor |
gesmoor |
volledig |
Werkwoord
smoor
- smoren, verstikken
- «Sy halfsuster het hom glo met 'n kussing gesmoor.»
- Naar verluidt heeft zijn halfzus hem met een kussen verstikt.
- «Sy halfsuster het hom glo met 'n kussing gesmoor.»
- smoren, zachtjes bedekt gaar laten worden
- «Gesmoorde Hoenderbors & Pittige Italiaanse Wors Resep»[1]Recept voor gesmoorde kippenborst & pittige Italiaanse worst
- «Gesmoorde Hoenderbors & Pittige Italiaanse Wors Resep»[1]
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Parlé” (2022)
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.