snoeier

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  snoeier    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • snoei·er
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord snoeier snoeiers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

desnoeierm

  1. iets of iemand die snoeit
    • „Er zijn snoeiers die het niet zo nauw nemen met mooi werk en opkuis, en die ontevreden eigenaars achterlaten”, stelt een woordvoerder van de Vlaamse organisatie Kom op tegen kanker, die twee jaar geleden om die reden de samenwerking stopzette met de Belgische tak van Stolk. [2] 
Synoniemen
  • afknipper
Hyponiemen
  • geldsnoeier

Gangbaarheid

  • Het woord snoeier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.