snoeien
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: snoeien (hulp, bestand)
- IPA: / ˈsnujə(n) / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈsnujə(n)/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈsnujə(n)/
Woordafbreking
- snoei·en
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘inkorten (van takken)’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1367 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
snoeien |
snoeide |
gesnoeid |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
snoeien
- overgankelijk planten terugbrengen op gewenste lengte
- Hij was de haag aan het snoeien om ervoor te zorgen dat hij niet over de weg zou gaan groeien.
Verwante begrippen
Hyponiemen
- afsnoeien, besnoeien, opsnoeien, oversnoeien, terugsnoeien, wegsnoeien
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord snoeien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "snoeien" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "snoeien" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.