snufje

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  snufje    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈsnʏfjə/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • snuf·je
Woordherkomst en -opbouw
  • dim. tant. , in de betekenis van ‘nieuwigheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1561 [1]
[2], [3] enkelvoud meervoud
naamwoord
verkleinwoord snufje snufjes

Zelfstandig naamwoord

hetsnufjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord snuf
  2. speciale, nieuwe, handige, onderscheidende eigenschap die een product heeft
    • Deze nieuwe smartphone heeft weer allerlei snufjes die hem beter zou maken dan alle vorige smartphones. 
  3. kleine hoeveelheid
    • Voeg een snufje zout toe en roer alles goed door elkaar. 
Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord snufje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.