souffleur

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  souffleur    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • souf·fleur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord souffleur souffleurs
verkleinwoord souffleurtje souffleurtjes

Zelfstandig naamwoord

desouffleurm

  1. (beroep) (toneel) iemand die souffleert (gedeeltes van een rol voorzegt)
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord souffleur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.