sparringpartner

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  sparringpartner    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • spar·ring·part·ner
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘oefenpartner (bij boksen)’ voor het eerst aangetroffen in 1948 [1]
  • samenstelling van  sparring zn  en  partner zn  [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord sparringpartner sparringpartners
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

desparringpartnerm

  1. (sport) oefenpartner voor boksers, judoka's enz
  2. iemand om mee te overleggen, om ideeën, standpunten op uit te proberen, om mee te oefenen voor een debat

Gangbaarheid

  • Het woord sparringpartner staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
87 %van de Nederlanders;
82 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.