speelkalender

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  speelkalender    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • speel·ka·len·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord speelkalender speelkalenders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

despeelkalenderm

  1. kalender waarop de data van sportwedstrijden staan vermeld
     Het toernooi valt buiten de internationale speelkalender van de FIFA, waardoor clubs niet verplicht zijn om spelers af te staan.[1]
     Carlo Ancelotti, trainer van Bayern München, is behoudender in zijn commentaar. “In het algemeen ben ik een tegenstander van meer wedstrijden, aangezien de speelkalender al zo vol is. Maar volgens de FIFA neemt het aantal wedstrijden niet toe. We moeten afwachten of dat klopt.”[2]

Gangbaarheid

  • Het woord speelkalender staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron “Liefst 22 afmeldingen, maar Oranje onder 19 is toch geen B-elftal” (29-06-2017), NOS
  2. Weblink bron “Gemengde reacties voetbalwereld op uitbreiding WK” (10-01-2017), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.