spiegelen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  spiegelen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • spie·ge·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
spiegelen
spiegelde
gespiegeld
zwak -d volledig

Werkwoord

spiegelen

  1. (kristallografie) een operatie waarbij de afstand tot een spiegellijn in twee, of een spiegelvlak in drie dimensies in richting omgekeerd wordt
    • Deze structuur bevat beide enantiomeren van een molecuul omdat door de symmetrie het ene molecuul gespiegeld wordt in het andere. 
  2. het verschuiven van koopwaar naar de voorste rand van een schap om de indruk te wekken dat het schap vol is
  3. (psychologie) een vorm van niet-verbale communicatie waarbij de ene gesprekspartner bewegingen van de ander, zoals het kruisen van de benen navolgt
  4. wederkerend zich ~ aan zich vergelijken met de vermeende omstandigheden van anderen
    • Hij spiegelde zich altijd aan de andere jongens in de klas, zonder te zien dat zij ook hun onzekerheden hadden. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord spiegelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.